Uitspraken van de Raad van State
[13-aug-2015] De Raad van State (RvS) heeft uitspraak gedaan in drie door WBdP ingediende beroepen tegen door de provincie verleende vergunningen Natuurbeschermingswet (Nb-wet) aan veehouderijen:
Provincie verzuimde mogelijk verval van bestaande vergunning te onderzoeken.
Op 22-7 deed de RvS uitspraak betreffende ons beroep tegen de vergunning van provincie N.-Brabant aan een bedrijf in Deurne. De provincie had in haar vergunning gesteld dat de toename van depositie op de Peel minder was dan 0,05 mol/ha/j en daarom verwaarloosbaar klein. Wij hadden in ons beroep aangevoerd dat de toename mogelijk groter was. Volgens meitellingen waren er tussen 1980 en 1993 namelijk meer dan 3 jaar op een rij veel minder dieren gehouden. De milieuvergunning die de provincie als uitgangssituatie hanteerde, was daarom volgens het destijds geldende recht wellicht deels vervallen. Volgens de RvS had de provincie vanwege ons begin van bewijs daar nader onderzoek naar moeten doen. Ze verklaarde ons beroep daarom gegrond.
Als tweede punt van ons beroep hadden wij aangevoerd dat de handelwijze van de provincie om toenames van depositie van minder dan 0,05 mol/ha/j als 0 te beschouwen niet juist is. Er kan dan steeds (vooral op grote afstand van N20000-gebieden) veel emissie bijkomen. Cumulatief kan de depositie op de Peel dan flink toenemen. Omdat ons beroep op het eerste punt gegrond werd verklaard, heeft de RvS over ons tweede -eigenlijk veel belangrijkere punt- geen uitspraak meer gedaan. Wel heeft de RvS in beroepen van een andere stichting recent uitgesproken dat de provincie zulke geringe toenames niet ongemotiveerd als 0 mag beschouwen. Binnenkort wordt een ander beroep van WBdP over deze kwestie behandeld.
Ondanks jarenlange leegstand toch nog bestaande rechten.
Op 5-8 deed de RvS uitspraak in ons beroep tegen de vergunning van provincie N.-Brabant aan een bedrijf in Someren. De provincie stelde dat de vergunning verleend kon worden, omdat de depositie op de Peel niet toenam. Ons inziens betrof het wel een toename. De milieuvergunning die de provincie als uitgangspunt nam, was volgens de Wet milieubeheer weliswaar nog rechtsgeldig, maar de stallen stonden de afgelopen 6 jaar leeg. Volgens ons konden daar daarom in het kader van de nu te verlenen Nb-wetvergunning geen rechten meer aan ontleend worden. De RvS gaf ons helaas geen gelijk. Ondanks de leegstand vervalt volgens het huidige recht een milieuvergunning niet meer automatisch. Wanneer er een bestaand recht is in het kader van de milieuvergunning, is er dat recht volgens de RvS ook bij de te verlenen Nb-wetvergunning, ondanks het feit dus dat er al jarenlang geen dieren meer zijn gehouden.
Ook bij intrekkingen mag de provincie rekenen met inmiddels niet meer geldende emissiecijfers!
In ons nieuwsbericht van 14-11-’14 schreven we dat de provincie (Brabant) een Nb-wetvergunning verleend had waarbij volgens haar de uitstoot van ammoniak niet toenam. Wij bestreden dat. Het bedrijf had stallen die volgens het ‘Besluit huisvesting’ al jarenlang emissie-arm hadden moeten zijn, Desondanks berekende de provincie de emissie van de bestaande vergunning nog met de verouderde, hoge emissiecijfers. Wanneer die emissie berekend werd volgens de verplichte emissie-arme stalsystemen, zou met de door de provincie verleende nieuwe vergunning de emissie duidelijk toenemen. De RvS gaf ons echter geen gelijk. Volgens haar hoefde het bedrijf met de verplichte toepassing van emissie-arme stalsystemen de emissie niet te verlagen. Het kon er ook voor kiezen om de emissie gelijk te houden, door (veel) meer dieren te houden. Bij het beroep dat WBdP had ingesteld, was dat volgens de RvS het geval. Met de nieuwe vergunning voor meer dieren ging het bedrijf -zij het vele jaren te laat- aan de verplichting voldoen om de verouderde stallen emissie-arm te maken.
In dat nieuwsbericht schreven we ook dat de uitspraak ons inziens toch nog kansen bood. Wanneer een bedrijf een Nb-wetvergunning vraagt voor een toename van depositie op een Natura2000-gebied, wordt die vergunning alleen verleend wanneer voor die toename wordt ‘gesaldeerd’. Dat salderen houdt in dat van een of meer andere bedrijven de vergunning wordt ingetrokken, zodat per saldo de depositie niet toeneemt. Bij die intrekkingen komt het vaak voor dat de provincie -net als in het geval van het uitbreidende bedrijf hierboven- rekent met hoge emissiecijfers, behorende bij stalsystemen die niet meer mogen worden toegepast. Doordat er op die manier extra wordt gesaldeerd, krijgen de uitbreidende bedrijven meer mogelijkheden om te groeien.
Sinds de uitspraak van november 2014 heeft WBdP geen beroep meer ingesteld tegen het rekenen met verouderde emissiecijfers bij uitbreidende bedrijven. Wel deden we dat bij intrekkingen. Waarom daarbij wel nog? Simpel: een bedrijf dat zijn vergunning heeft ingetrokken, kan er niet meer voor kiezen om tegelijk met de toepassing van de verplichte emissie-arme stalsystemen de emissie gelijk te houden door het aantal dieren fors te laten toenemen. De vergunning is immers weg. De emissie is 0.
Op 5-8 deed de RvS uitspraak in een van onze beroepen (in dit geval tegen provincie Limburg voor een vergunning aan een bedrijf in America) tegen het rekenen met hoge, verouderde emissiecijfers bij een intrekking. Gezien het bovenstaande hadden we stellig verwacht dit te zullen winnen. Tot onze verbazing gaf de RvS ons echter geen gelijk! Weer schreef de RvS dat het bedrijf vanwege het ‘Besluit huisvesting’ niet perse de emissie hoefde te verlagen, maar dat het er ook voor kon kiezen om de emissie gelijk te laten door meer dieren te houden.
Bij de vorige uitspraak konden we de redenatie van de RvS nog volgen. Het uitbreidende bedrijf had inderdaad die keuze en maakte die ook bij de nieuwe vergunning.
In dit geval begrijpen wij de RvS echter helemaal niet. Nu ging het immers om een intrekking. En een bedrijf dat zijn vergunning heeft ingetrokken, kan die keuze echt niet meer maken!
Daar komt nog bij: het is onmogelijk dat alle bedrijven meer dieren gaan houden en daarmee de emissie gelijk houden. Ten eerste zijn daar lang niet genoeg dierrechten voor en ten tweede zou dan de emissie niet afnemen, waar het ‘Besluit huisvesting’ nou net voor bedoeld is. Het zijn juist de stoppers die die keuze niet maken, zoals de stopper in het beroep dat wij verloren hebben. De RvS slaat ons inziens hier de plank echt mis!
Gelukkig zal dit niet vaak meer voorkomen. Met de invoering van het Programma Aanpak Stikstof (per 1-7) wordt er niet meer gesaldeerd. Intrekkingen ten behoeve van uitbreidingen elders komen dan dus niet meer voor. (Dat is dan ook het enige voordeel van dat PAS dat we kunnen bedenken.)
Overigens wonnen we het betreffende beroep toch nog. Behalve het ons inziens onterecht rekenen met verouderde emissiecijfers, hadden we in ons beroep ook aangevoerd dat de ingetrokken vergunning voor minder dieren geldig was dan waar de provincie van uitging. De vergunning was gedeeltelijk vervallen. Er is dus ingetrokken van een vergunning die deels niet meer bestond. De provincie stelde op de zitting dat wij dan maar bezwaar hadden moeten maken tegen het intrekkingsbesluit bij de gemeente. Daarin kregen we van de RvS gelukkig wel gelijk. De provincie mag volgens haar in beginsel uitgaan van de juistheid van een onherroepelijk intrekkingsbesluit, tenzij er aanwijzingen bestaan die wijzen op het tegendeel.