Verdroging en de Peel

Naast de stikstofkwestie is wellicht het meest ernstige probleem waarmee de natuur in en om de Peel te maken heeft de verdroging als gevolg van lage waterstanden in de omringende landbouwgebieden. Terwijl de waterstand in de Peel hoog en vooral stabiel moet zijn ziet de landbouw liever veel lagere waterstanden. Daarom werden vooral vanaf de jaren ’70 de waterstanden in de landbouwgronden steeds verder verlaagd door het graven van sloten en het leggen van drainagebuizen. Op die manier kunnen de boeren grote delen van het jaar hun grond bewerken met zware landbouwmachines.

Wat is het probleem?

Door die lagere waterstanden heeft de landbouw ’s zomers weer snel last van droogte. Er moet dan water opgepompt worden om beregening, dus om de gewassen te besproeien, waardoor het grondwater nog verder zakt. Verlaging van de grondwaterstand rondom de Peel heeft ook nare gevolgen voor de Peel zelf. Daarom maakt Werkgroep Behoud de Peel bezwaar tegen nieuwe sloten, drainages en beregeningen binnen een bepaalde afstand van de Peel. Jarenlang is ook gepleit voor de instelling van hydrologische bufferzones rondom de Peelrestanten, waarbinnen deze ontwateringen gebonden zijn aan een vergunning van de Natuurbeschermingswet. Dit resulteerde in een 2 km brede bufferzone rond de Groote Peel, en veel later een soortgelijke en ongeveer even brede zone rondom de Mariapeel en het Grauwveen, rond de Deurnese Peel is die er nog altijd niet hoewel er onderzoek ligt waaruit blijkt dat daar de invloedszone ongeveer even breed is.

Gelukkig begint inmiddels ook bij de agrariërs en de waterschappen het besef door te dringen dat de ontwatering te ver is doorgevoerd. Met name in de zomer kan de waterstand in de landbouwgronden veel hoger. De Werkgroep is intensief betrokken bij het (moeizame) proces om, vooral binnen de bufferzones van de Peel, de waterstand weer omhoog te krijgen.

Daarbij moeten we opmerken dat Beheerders als het Staatsbosbeheer onderhand wel genoeg hebben gedaan op het punt van interne vernattingsmaatregelen. Het gebruik van gebiedsvreemd, voedselrijk kanaalwater uit de Maas is daarbij eigenlijk uit den boze en ook het bouwen van teveel kades in de Peel is onnatuurlijk en bleek problemen op te leveren. Interne eutrofiëring betekent kwaliteitsverlies en vorming van grote plassen betekent dat je stukken goed veengebied onder water laat verdwijnen om andere te verbeteren, wat ook weer niet helemaal de bedoeling is.

Drainage en beregening

We pleiten er dus voor, vast te houden aan voor de hand liggende structurele maatregelen zoals het beperken en/of terugdringen van drainages in het landbouwgebied en beperken en/of terugdringen van beregening. Daarom voert de Werkgroep al vele jaren actie tegen nieuwe vergunningen voor beregening uit grondwater en tegen uitbreiding van drainages van landbouwgronden rondom de Peel.

Wat is het nadelige effect van deze landbouwpraktijken?

In de Peel moet ten behoeve van het (regenereren van) hoogveen de waterstand hoog en stabiel zijn. In het gebied zelf heeft WBdP en Staatsbosbeheer daar al van alles aan gedaan: de sloten en zijkanalen van de vroegere verveners zijn afgedamd, zodat het water niet meer teveel de Peel uitstroomt. Ook zijn er op diverse plekken kades aangelegd om het water vast te houden. In een natte winter is het daardoor op veel plaatsen in de Peel al nat genoeg. Probleem is echter dat ’s zomers de waterstand in de Peel veelal weer te snel en teveel daalt. De fluctuatie tussen de winter- en de zomerwaterstand is te groot. Voor hoogveen mag die fluctuatie maar heel klein zijn.

In het gebied zelf is daar niet veel meer aan te doen. Je zou in natte winters met behulp van extra en hogere kades wel meer water vast kunnen houden, maar het effect daarvan is lang niet overal positief. Het wordt dan ’s winters weliswaar nog natter, maar het verschil tussen de winter- en de zomerwaterstand wordt er groter van. En dat mag voor hoogveen dus niet; dat verschil moet juist kleiner worden.
Het kan ook een ander probleem veroorzaken: wanneer je ’s winters teveel water in het gebied vasthoudt, kan het gebied niet genoeg voedingsstoffen meer kwijtraken (die moeten met het overtollige water het gebied uit kunnen). De voedingsstoffen gaan zich dan teveel in het gebied ophopen (interne eutrofiëring genoemd). Daarmee komt een andere essentiële voorwaarde voor hoogveen ernstig in het gedrang: de extreme voedselarmoede.

Waarom zakt de waterstand 's zomers teveel weg?

Ten eerste natuurlijk door de verdamping. Daar is iets aan te doen (door bomen om te zagen, wat WBdP doet bij het Peelwerk), maar niet genoeg. Wat meer helpt is ervoor zorgen dat de omgeving van de Peel een hogere waterstand krijgt. Dat dient in eerste instantie te gebeuren door het aankopen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) rondom de Peel en het daarna zoveel mogelijk verhogen van het waterpeil daarin. Het water loopt dan minder snel vanuit de Peel naar de omgeving weg.

Uit onderzoeken is echter bekend dat het aankopen en vernatten van de EHS nog niet voldoende is voor de vereiste stabiele waterstand in de Peel. Daarvoor is de EHS te klein. Ook in de blijvende landbouwgronden in een bepaalde zone rondom de Peel dient de waterstand te worden verhoogd. En dan zijn die beregeningen en drainages van belang.

Beregenen

In een droge periode gaan de boeren hun gewassen beregenen door grondwater op te pompen. Eén of enkele beregeningen hebben weinig effect, maar wanneer vele pompen tegelijkertijd aan het grondwater gaan trekken, kan de grondwaterstand flink worden verlaagd. De waterstand rondom de Peel daalt en daardoor zakt ook het water in de Peel zelf sneller naar beneden weg.

In een gemiddelde zomer hebben de beregeningen volgens de onderzoeken weinig effect. De invloed is echter wel groot in een extreem droog jaar, vooral wanneer twee (of meer) droge jaren na elkaar voorkomen. Dan kan de waterstand in de Peel -wanneer de natuur het toch al zwaar heeft- wel 20 of meer cm extra dalen.

Draineren

Ook draineren (het aanbrengen van een soort poreuze slangen in de grond, waardoor het water wegloopt) verlaagt de waterstand in de landbouwpercelen. Anders dan bij beregeningen is het effect hier het grootst in het natte jaargetijde. Een drainage haalt ‘de top’ van de waterstand in een perceel er af. Waar bij beregening het effect groter wordt naarmate de droge periode langer duurt, is het effect bij drainage beperkt. De invloed gaat net zover als de diepte waarop de buizen zijn aangebracht; niet verder. Het effect in cm’s op de waterstand in de Peel is dan ook kleiner dan dat van beregeningen. Wat niet wil zeggen dat draineren geen kwaad kan. Omdat door de drainages de waterstand in het voorjaar wordt verlaagd, kan het zijn dat de invloed van een droge periode sneller optreedt en dat er dus eerder wordt beregend.

Onderzoek

In de onderzoeken ten behoeve van de vaststelling van het Gewenst Grond en OppervlaktewaterRegime kwam naar voren: een van de beste manieren om de waterstand in de Peel te verhogen en te stabiliseren, is het verhogen van de stuwpeilen in de landbouwgronden in een bepaalde zone rondom de Peel. Vooral het opstuwen van de grotere waterschapssloten (de ‘primaire sloten’) is daarbij belangrijk.
Bij dat verhogen van de sloot-stuwpeilen kunnen ondiepe drainages (of de moderne ‘peilgestuurde’ drainages, die eigenlijk op hetzelfde neerkomen) wel nuttig zijn, bleek uit die studies. Doordat ze de opbolling van de winter- en voorjaarswaterstand wat afvlakken, treedt er als gevolg van de hogere stuwpeilen minder natschade in de landbouw op en kunnen de stuwpeilen worden verhoogd. Het resultaat is voor de natuur per saldo dan positief. Bijkomend voordeel is dat door de hogere slootpeilen de noodzaak tot beregenen wat minder wordt.

Het aanbrengen van drainages alleen -dus zonder die hogere slootpeilen- is negatief. Behalve natuurlijk wanneer je een ouderwetse diep gelegen drainage vervangt door een ondiepe of peilgestuurde. Maar dan moet er voor die diepe uiteraard wel een Natuurbeschermingswetvergunning zijn verleend.