Beroep gewonnen. Provincie moet toetsen aan Vogelrichtlijn
[31-jul-2106] Op 27 juli j.l. deed de Raad van State (RvS) uitspraak in een beroep van WBdP betreffende de vergunning Natuurbeschermingswet (Nb-wet) aan een rundveehouderij op korte afstand van het Peelrestant het Zinkske in Deurne. Provincie N.-Brabant stelde dat de uitbreiding van de veehouderij niet getoetst hoefde te worden aan 1994, het jaar dat volgens de RvS als referentie geldt voor de Europese Vogelrichtlijn (Vr). Volgens de provincie zou het met de vogels sinds 1994 niet slechter zijn gegaan en is de stikstofdepositie ten opzichte van dat jaar gedaald. De provincie nam 7-12-2004 als referentiedatum (volgens haar de datum voor de Habitatrichtlijn) en ten opzichte daarvan betrof de aanvraag voor een Nb-wetvergunning geen toename. WBdP ging hiertegen in beroep, omdat volgens ons de stikstofdepositie ondanks de daling nog steeds veel te hoog is en omdat de stelling dat de vogels niet achteruit zijn gegaan niet toepasbaar is. De RvS vernietigde de vergunning.
De vergunning werd eerder door het ministerie geweigerd
Dit betreft alweer een lang lopende zaak. In maart 2003 dienden wij bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een zienswijze in op de door het bedrijf aangevraagde Nb-wetvergunning. Het bedrijf had van de gemeente een milieuvergunning gekregen voor meer dieren en daardoor nam de emissie van ammoniak toe. Volgens ons mocht de Nb-vergunning niet verleend worden, omdat vanwege de korte afstand tot het Zinkske de depositie van stikstof flink toe zou nemen.
Het ministerie weigerde de Nb-wetvergunning, vanwege de volgens haar onverantwoorde depositietoename op het Zinkske. Het bedrijf ging daartegen nog in beroep, maar dat werd (in 2005) afgewezen.
Illegaal uitgebreid
Je zou denken dat de zaak daarmee afgerond was. Het bedrijf heeft echter ondanks de geweigerde Nb-wetvergunning de uitbreiding die de gemeente had vergund toch uitgevoerd, in het kader van de Nb-wet dus illegaal.
Provincie verleent de eerder door LNV geweigerde vergunning wel
In 2014 vroeg het bedrijf opnieuw een Nb-wetvergunning aan, nu bij provincie N.-Brabant, inmiddels het bevoegd gezag voor de Nb-wet.
Tot onze verbazing verleende de provincie de eerder door LNV geweigerde vergunning wel! De argumentatie van de provincie was die we hierboven al noemden: er hoefde niet getoetst te worden aan 1994, het referentiejaar voor Vogelrichtlijn. Volgens de provincie zou het met de vogels sinds 1994 niet slechter zijn gegaan (dat zou blijken uit een rapport van Alterra) en is de stikstofdepositie ten opzichte van dat jaar gedaald. De provincie nam 7-12-2004 als referentiedatum (Habitatrichtlijn) en ten opzichte daarvan betrof de vergunningsaanvraag geen toename.
Beroep WBdP
In onze zienswijze en beroep tegen de verleende vergunning schreven wij kort samengevat het volgende: uit het Alterra-rapport blijkt niet dat de zekerheid bestaat dat negatieve effecten op de Vogelrichtlijngebieden uit te sluiten zijn. Zo stelt Alterra o.a. dat voor de dodaars, nachtzwaluw en roodborsttapuit de stikstofdepositie veel te hoog blijft.
Voor zover ten aanzien van andere vogelsoorten minder stellige conclusies worden getrokken, is dat in hoge mate te danken aan het intensieve beheer dat door Staatsbosbeheer en WBdP jarenlang is gepleegd. De redenatie dat er gelegaliseerd kan worden, omdat de Vogelrichtlijn-vogels het dankzij het beheer hebben overleefd, lijkt op de redenatie van een dokter die een ernstig zieke patiënt met zeer intensieve, ingrijpende behandelingen kan laten overleven en vervolgens stelt dat de ziekte geen negatieve invloed heeft. De Vr gaat niet alleen over aantallen vogels. Volgens de richtlijn dient ook het leefgebied op zich voor de lange termijn beschermd te worden en gaat het daarbij om het natuurlijke evenwicht van de soorten (dus geen ‘evenwicht’ bereikt door intensief beheer).
Uitspraak Raad van State
De RvS vernietigde de door de provincie verleende vergunning. Ze stelt dat de provincie niet inzichtelijk gemaakt heeft welke stikstofdepositie de aangevraagde activiteit tot gevolg zal hebben op de leefgebieden van vogelsoorten, zodat geen inzicht bestaat in de vraag of beheermaatregelen de negatieve effecten kunnen voorkomen. Dat het behalen van de instandhoudingsdoelen voor vogelsoorten niet in gevaar zal komen, volgt volgens de RvS evenmin uit de stelling van de provincie dat de depositie sinds de aanwijzing van de gebieden als Vogelrichtlijngebied is gedaald. Daarbij is van belang dat blijkens het Alterra-rapport de kritische depositie van de habitattypen die het leefgebied vormen van de vogelsoorten nog steeds wordt overschreden, zodat een eventuele toename van de depositie gevolgen kan hebben voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen.
Wat betekent deze uitspraak?
Allereerst zijn we blij dat we deze zaak gewonnen hebben, mede vanwege het feit dat we nog meerdere van zulke zaken hebben lopen, in Brabant zowel als Limburg. Hoogst waarschijnlijk winnen we die andere beroepen nu ook.
Deze RvS-uitspraak betekent echter nog niet het einde van die kwesties. De provincie zal een nieuw besluit gaan nemen op de vergunningsaanvraag.
Daarbij kan geprobeerd worden om d.m.v. het intrekken van een vergunning elders de toename van depositie te compenseren. WBdP zou dat accepteren. Gemakkelijk zal dat in dit geval echter niet zijn, vanwege de korte afstand van het bedrijf tot het Zinkske en de hoge depositie die dat tot gevolg heeft. Een adequate intrekking is dan heel moeilijk te vinden.
De provincie kan ook gaan proberen om, in het licht van de RvS-uitspraak, wel voldoende bewijs te gaan leveren dat beheer deze depositietoename kan mitigeren. WBdP zou dat niet accepteren: zie onze redenatie hierboven.
Wat ook nog kan gebeuren, is dat de nieuwe vergunning wordt verleend met het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Met het PAS worden namelijk alle uitbreidingen waarvoor een milieuvergunning is verleend, maar die uitgevoerd zijn zonder de vereiste Nb-wetvergunning, gelegaliseerd t/m 2014. Uiteraard zal WBdP ook dan weer in beroep gaan. Zoals u o.a. in ons jaarverslag 2015 kunt lezen, geeft de zeer marginale reductie die met het PAS kan worden bereikt volgens ons geen aanleiding om op zo’n grote schaal illegale uitbreidingen van veehouderijen te gaan legaliseren.