Zienswijze ontwerp Natura 2000 Beheerplan Groote Peel, Deurnsche Peel en Mariapeel
[30-okt-2016] Op 14 oktober heeft Werkgroep Behoud de Peel een zienswijze ingediend betreffende het ontwerp Natura2000-Beheerplan Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel. Een korte samenvatting daarvan is dat het Beheerplan te weinig maatregelen bevat om hoogveen te kunnen ontwikkelen. Met name wordt te weinig gedaan aan vernatting rondom de bestaande natuur, waardoor de waterstandsfluctuaties in de Peel veel te groot blijven. Ook schiet het plan ernstig tekort m.b.t. de verlaging van de ammoniakemissie uit de landbouw, waardoor de stikstofdepositie in de Peel amper of zelfs niet zal dalen. De planmaatregelen zijn in ieder geval onvoldoende om de illegale beregeningen uit grondwater als ‘bestaand gebruik’ aan te merken. Een uitgebreidere samenvatting van onze zienswijze vindt u hieronder.
Samenvatting van zienswijze WBdP betreffende ontwerp Natura2000-Beheerplan Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel.
Deel I: Hydrologie
WBdP vindt dat illegale beregeningen niet mogen worden gelegaliseerd.
In het Beheerplan wordt gesteld dat het negatieve effect van beregening rondom de Peelgebieden in geen verhouding staat tot het veel grotere positieve effect door de vernattingsmaatregelen uit het plan. Er wordt geconcludeerd dat de huidige beregeningen daarom vrijgesteld zijn van de vergunningplicht Natuurbeschermingswet.
Daarmee is WBdP het niet eens:
De planmaatregelen kunnen het effect van beregenen niet compenseren.
Met conserveringsmaatregelen in het oppervlaktewatersysteem (sloten dichten en kades aanleggen in de Peel, hogere peilen in sloten rondom de Peel) kan het negatieve effect van beregening uit grondwater nooit worden gecompenseerd. In een (zeer) droge tijd staat er geen water meer in de sloten. De maatregelen werken dan niet meer. De beregeningen gaan er dan juist hard en continu aan trekken.
Beregeningen hebben wel degelijk een negatief effect.
Het is niet juist dat het effect van de beregeningen gering is, zoals in het plan gesteld wordt. Volgens de onderzoeken bedraagt het negatief effect op de bovenste grondwaterstand in de Peel zo’n 10-25 cm en in sommige gebiedsdelen zelfs 20-40 cm. Dat is niet bepaald gering. Het effect op de diepere grondwaterstand -belangrijk voor de tegendruk van onderen, essentieel voor hoogveenregeneratie- is zelfs nog groter.
De belofte van een beregeningsverbod is niet concreet genoeg.
In het plan wordt erkend dat niet onderzocht is wat het effect van beregening is in een extreem droog jaar, waarin de effecten veel sterker kunnen uitvallen. Vervolgens wordt gesteld ‘dat echter in een extreem droog jaar op den duur een beregeningsverbod zal worden ingesteld’. Het moge duidelijk zijn dat enkel deze bewering voor ons onvoldoende garantie biedt om in te stemmen met het legaliseren van alle bestaande beregeningen.
De waterstandsfluctuaties worden onvoldoende verminderd.
Door de maatregelen van het plan worden de te grote waterstandsfluctuaties tussen winter en zomer in de Peel veel te weinig verminderd; soms zelfs nog vergroot. Dit terwijl een stabiele waterstand juist essentieel is voor hoogveen.
De oorzaak is dat er voornamelijk maatregelen in de Peel zelf worden getroffen. Om echt verbetering te krijgen, is vernatting van een zone rondom de Peel vereist, waarmee tegendruk wordt gegeven die de wegzijging vermindert. Het Beheerplan voorziet zowel in te weinig aankoop/vernatting van nieuwe natuur als in te weinig vernatting van een zone landbouwgrond daar omheen.
Het Nieuw Limburgs Peil wordt niet uitgevoerd.
De vernattingsmaatregelen van het Nieuw Limburgs Peil worden niet uitgevoerd. De waterstand in de sloten rondom de Peel zou worden verhoogd. Waterschap Peel en Maasvallei hanteert in de praktijk echter veel lagere stuwstanden.
Deel II: Stikstofdepositie
De PAS-maatregelen zijn volstrekt onvoldoende.
In het Beheerplan worden de maatregelen van de Programmatische Aanpak Stikstof (vnl. het toepassen van extra emissie-arme stalsystemen) benoemd. Deze zijn bij lange na niet voldoende om de veel te hoge stikstofdepositie in de Peel voldoende te verminderen:
De PAS reduceert slechts 4%.
Met de PAS wordt landelijk de emissie slechts met 8% gereduceerd. De helft daarvan wordt uitgegeven aan ‘ontwikkelingsruimte’, waarmee de veehouderij weer mag groeien in emissie. Er wordt met de PAS dus hooguit zo’n 4% emissiereductie bereikt.
In 2030 zal volgens de PAS de stikstofdepositie in de Peel naar verwachting nog zo’n 2,5 x meer zijn dan hoogveen kan verdragen zonder soortenrijkdom te verliezen.
De PAS doet aannames die niet reëel zijn.
De PAS hanteert bij die toch al zeer geringe reductie ook nog niet reële aannames. Men gaat er van uit dat alle technieken voor 100% werken en dat de verdeling van de dieren over Nederland gelijk zal blijven. In de praktijk blijken de technieken (bijv. luchtwassers) echter vaak niet goed te functioneren. Ook de aanname dat het aantal dieren gelijk over Nederland verdeeld zal blijven is niet realistisch. Er bestaan nu nog de dierrechten met bijbehorend compartiment. Dat de dierrechten blijven bestaan, is echter niet zeker. Bovendien is het compartiment te groot (van midden-Brabant t/m midden Limburg). Verdere concentratie van dieren in de Peelregio is er niet mee te voorkomen. Daar komt bij dat het melkquotum is vervallen, waardoor het aantal stuks melkvee al flink is gegroeid. De kans is dus heel groot dat de in de PAS voorspelde reductie niet eens bereikt wordt, doordat de emissie-arme stalsystemen niet gebruikt worden voor vermindering van de emissie, maar (deels) om meer dieren te houden. In de PAS wordt daar geen rekening mee gehouden.
Met extra beheer wordt de natuur niet hersteld.
In de PAS wordt erkend dat de veel te hoog blijvende stikstofdepositie zal leiden tot schade aan de natuur. Dat denkt men op te lossen door extra beheer te gaan plegen: meer zagen, knippen, plaggen en maaien/afvoeren. Dat noemt men onterecht ‘herstelmaatregelen’. De gedachte er achter is dat de Peelnatuur met extra beheer meer stikstof zou kunnen verdragen.
Met die maatregelen kan o.i. verslechtering echter niet worden voorkomen. Al tientallen jaren wordt dergelijk beheer in de Peel gepleegd. Nòg meer beheer kan niet zonder (extra) negatieve gevolgen voor het gebied. De kwetsbare veenbodem wordt beschadigd. De rust in het gebied wordt verstoord.
De hydrologische maatregelen zijn onvoldoende.
Ook de hydrologische maatregelen uit het Beheerplan worden in de PAS als reden genoemd dat de stikstofneerslag slechts zo weinig hoeft te worden verminderd. Bij een betere hydrologie zou de Peel meer stikstof kunnen verdragen.
Ook dit is onjuist: de maatregelen betreffen grotendeels interne maatregelen, die wel voor een hogere waterstand zorgen, maar niet voor meer stabiliteit. Zie verder wat betreft de hydrologie hierboven onder deel I.
Verbetering hydrologie en extra beheer gaan niet samen.
In de Peel is het nu al vaak te nat om beheer te kunnen uitvoeren zonder de bodem te beschadigen. De waterstand in de Peel verbeteren, plus tegelijkertijd extra beheer gaan plegen, wat volgens de PAS de bedoeling is, gaat absoluut niet samen. De internationale revieuwcommissie, die de PAS-maatregelen heeft beoordeeld, heeft het ministerie daar ook op gewezen. Uit niets blijkt echter dat die waarschuwing ter harte is genomen.
WBdP vindt dat illegale veehouderijen niet mogen worden gelegaliseerd.
Het resultaat van de PAS-maatregelen is dusdanig mager en onzeker dat het niet gerechtvaardigd is om alle veehouderij-uitbreidingen die gedaan zijn zonder de destijds verplichte Nb-wetvergunning te legaliseren t/m 2014, zoals i.h.k.v. de PAS gebeurt.
Het opstellen van het Natura2000-Beheerplan voor de Peel is een proces dat vele jaren geduurd heeft. WBdP heeft deelgenomen aan de begeleidingscommissie die er voor in het leven is geroepen. Al in december 2007 reageerden we op het eerste concept van het plan. Zeker op vijf planconcepten hebben we in de loop der jaren uitvoerig gereageerd. Keer op keer wezen we op feitelijke onjuistheden. Uiteindelijk werden diverse correcties doorgevoerd. Sommige onjuistheden werden echter niet verbeterd, zoals dat het niet waar is dat de beregeningen slechts een gering negatief effect hebben, dat het niet klopt dat de waterstandsfluctuaties worden verminderd, dat het onjuist is dat de PAS voldoende reductie op zal leveren. Onze beweringen werden door de provincie en het ministerie niet weerlegd. Desondanks staan de onjuistheden nu nog steeds in het plan!