Bezwaar tegen Limburgse afwijzing handhavingsverzoek beregening
[10-feb-2025] In het Natura2000-beheerplan van de Peelgebieden is opgenomen dat het gebruik van beregeningsputten (grondwateronttrekkingen) voor open teelten binnen de hydrologische bufferzones van de Peelgebieden natuurvergunningplichtig is. Er geldt alleen een uitzondering voor putten die vóór 10 juni 1994 al met een andere toestemming aanwezig waren, omdat vanaf die datum voor de Peel de Europese Vogelrichtlijn van kracht werd. Voor putten van ná 10 juni 1994 geldt een natuurvergunningplicht.
Werkgroep Behoud de Peel (WBdP) is daarbij van mening dat bij putten van vóór die datum die vergunningplicht ook geldt als sindsdien de onttrekkingshoeveelheid -en dus de invloed op de waterstand in de Peel- is toegenomen. Met de gestage verandering van grasland naar water-intensievere teelten rondom de Peel de afgelopen decennia, is dat ons inziens het geval.
De Peelgebieden hebben veel te lijden onder de droogteproblematiek. Verlaging van de grondwaterstand rondom de Peelgebieden, mede veroorzaakt door grondwateronttrekkingen, is een belangrijke oorzaak van het probleem. Vandaar dat WBdP die onttrekkingen binnen de hydrologische bufferzones van de Peel fors wil beperken.
Handhavingsverzoek
Begin 2023 heeft WBdP de provincies Limburg en Noord-Brabant verzocht om op te treden tegen het onttrekken van grondwater uit beregeningsputten die geen natuurvergunning hebben.
Omdat de administraties van de provincies en waterschappen niet op orde waren, waardoor ze niet kunnen zien welke putten van vóór 10 juni 1994 waren, hebben ze om extra tijd gevraagd. Ze wilden een archief- en/of veldonderzoek doen om te achterhalen welke putten aantoonbaar van vóór 10 juni 1994 zijn. Tot nu toe hebben die onderzoeken weinig opgeleverd.
Waarom wijst provincie Limburg ons handhavingsverzoek af? En wat vindt WBdP daarvan?
Nu, bijna twee jaar na ons handhavingsverzoek, hebben we van provincie Limburg uiteindelijk een antwoord gekregen op ons handhavingsverzoek.
Tot onze verbazing hebben ze ons verzoek afgewezen op basis van de volgende gronden:

Provincie Limburg stelt dat er alleen sprake is van een natuurvergunningplicht wanneer een individuele beregeningsput leidt tot negatieve gevolgen voor de Peel. En omdat er nog geen ‘deugdelijke en dragende’ methode is om dat te kunnen te bepalen, stelt de provincie dat ze niet tegen het gebruik van de beregeningsputten handhavend kan optreden.

Ons inziens klopt dit niet. In de wet staat dat de vergunningplicht geldt voor een project dat afzonderlijk, of in combinatie met andere plannen of projecten (lees: beregeningsputten) significante gevolgen kan hebben. En dat is ook logisch. Het is namelijk slechts zelden zo dat het gebruik van slechts één put tot significante verdroging leidt. In het algemeen is het de combinatie van alle putten tezamen. Zo werkt dat ook op het gebied van stikstof. De uitstoot van één veehouderij is vrijwel altijd vergunningplichtig, omdat de depositie op de Peel, afkomstig van alle veehouderijen tezamen, al veel te hoog is. De Raad van State heeft daarom lang geleden al uitgesproken, ook bij beregeningsputten, dat het cumulatieve effect meegewogen dient te worden.
Ook het argument van Provincie Limburg dat er geen ‘deugdelijke en gedragen’ meetmethode is om het effect van één put te bepalen, klopt ons inziens niet. Er zijn wel degelijk hydrologische formules om het effect van één onttrekking op de Peel te bepalen. Al begin jaren negentig heeft het Ministerie van Landbouw Natuur en Visserij (destijds het bevoegd gezag) meermaals de invloed van één put uitgerekend. Bij de modellen gaat het er voor de natuur niet zozeer om hoe groot het effect precies is. Het kunnen constateren of er sprake is van een mogelijke waterstandsdaling -en dus negatieve invloed- is het belangrijkste. Dan is er sprake van een vergunningplicht.
In een overbelaste situatie is elke extra belasting significant. In een gebied dat veel onder droogte te leiden heeft, zoals de Peel, leidt elke extra grondwateronttrekking tot een vergroting van het probleem.

Provincie Limburg stelt ook dat er nog geen inzicht is in de bestaande rechten. Met andere woorden: ze hebben nog steeds geen inzicht in welke putten van vóór 10 juni 1994 zijn en welke van na daarna. De provincie stelt dat ze daarom nog niet handhavend kan optreden.

Dit verbaast ons. Ons verzoek om handhaving dateert al van begin 2023. Wij zijn van mening dat als na twee jaar nog steeds niet bekend is wat de bestaande rechten zijn, de kans zeer klein is dat die alsnog achterhaald worden. Bovendien geldt: als er onzekerheid is over de bestaande rechten, geldt de vergunningplicht.
Daar komt nog bij dat de Raad van State afgelopen december heeft uitgesproken dat voor de natuurvergunningplicht alleen het effect van het project op zich van belang is. De referentiesituatie mag er pas in het kader van de vergunningprocedure bij worden betrokken.

Provincie Limburg verwijst ook naar de intentieovereenkomst tussen waterschappen en provincies en naar de gebiedsgerichte aanpak van de provincie. In het kader daarvan worden volgens de provincie al hydrologische (‘no-regret’)verbetermaatregelen getroffen.

Ons inziens is dat niet relevant. Wij vragen in ons verzoek om op te treden tegen het gebruik van beregeningsputten zonder natuurvergunning. Dat staat los van de afspraken die de partijen onderling hebben gemaakt om maatregelen te treffen. De maatregelen die (al) worden getroffen, kunnen bij de vergunningverlening wel gebruikt worden bij de afweging of een vergunning al of niet verleend kan worden en zo ja, onder welke voorwaarden. (Daar komt nog bij dat de door de provincie genoemde intentieovereenkomst inmiddels is beëindigd en dat de gebiedsgerichte aanpak sinds het nieuwe kabinet vrijwel stil staat.)

Tenslotte wijst de provincie ons op het feit dat men bezig is met een zogenaamde Hydrologische Systeem Analyse (HSA). Het doel van de HSA is om een nog beter inzicht te krijgen in het watersysteem van de Peelvenen, met o.a. ook het effect van één beregeningsput. Ook beoogt men met de HSA meer inzicht te krijgen in het effect van vernattingsmaatregelen.

Ook dit is o.i. niet relevant. Het feit dat de grondwateronttrekkingen binnen de hydrologische bufferzones significant negatief zijn voor de Peel is al uit meerdere eerdere onderzoeken bekend. Daar is geen HSA voor nodig. De natuurvergunningplicht staat buiten kijf. De in de HSA uitgerekende maatregelen(pakketten) kunnen eventueel wel gebruikt worden in het kader van de vergunningverlening, althans indien zou blijken dat die maatregelen ook in een zeer droge periode het negatief effect van de onttrekkingen kunnen voorkomen en dusdanig positief zijn dat de instandhoudingsdoelen voor hoogveen kunnen worden behaald.
Hoe nu verder?
Wij horen uit het veld wel eens signalen dat mensen denken dat WBdP er met de handhavingsverzoeken naar streeft om alle beregeningputten binnen de bufferzones direct te laten sluiten. Maar dat is niet zo. Wat wij vragen is dat de provincies dusdanig handelen dat de vereiste natuurvergunningprocedure wordt doorlopen en dat er wordt gehandhaafd indien de vergunning niet tijdig wordt aangevraagd.
Omdat provincie Limburg nalaat om handhavend op te treden, hebben wij besloten bezwaar aan te tekenen. De argumenten die de provincie om ons verzoek af te wijzen snijden wat ons betreft, zoals hierboven toegelicht, geen hout.
Van provincie Noord-Brabant, die een identiek handhavingsverzoek van ons heeft ontvangen, hebben we nog geen reactie ontvangen. Ook zij had ons om extra tijd gevraagd om een archief- en/of veldonderzoek te doen. Van Noord-Brabant verwachten we begin dit kwartaal een reactie. Ons handhavingsverzoek is daar in ieder geval nog niet afgewezen.